MIDI: Begrippenlijst
De bedoeling van deze lijst is niet om een compleet overzicht te geven
van termen die in de computer- en midiwereld worden gebruikt. Het gaat
hier uitsluitend om de termen die vaak terugkomen en waarbij de betekenis
niet altijd voor zich spreekt. Deze begrippenlijst wordt continu uitgebreid.
Sequencing begrippenlijst
Notatie begrippenlijst
AD/DA-CONVERTER = Zet analoge signalen om naar digitale codes (AD-Converter)
en zet later de digitale codes weer terug naar analoge signalen (DA-Converter).
Voor harddiskrecording is een AD/DA-Converter nodig. AD/DA-converters vind
je in het geluidsgedeelte van computers, in DAT-recorders, in CD-spelers en
in specifieke audio-hardware zoals van Digidesign en Yamaha (CBX-D3 en CBX-D5).
AD/DA-converters zijn er in verschillende kwaliteiten. De kwaliteit is af
te meten aan het aantal bits (16, 24, 32...) en het aantal Hz (16KHz, 41KHz,
96KHz...). Hoe meer van elk, hoe beter!
ALTERNATE = Modifier-toets op computertoetsenbord. Op de Macintosh
toetsenborden heet deze toets ook wel Option (met als symbool een liggende
stemvork).
APPLICATIE = Computer-software-programma. Een applicatie draait
onder een Operating System. Voorbeeld: MacOS is een Operating System en
Logic is een applicatie. Ook een tekstverwerker of een database is een
applicatie. Amerikanen hebben het vaak over een app. Dat is dan de afkorting
van applicatie.
BESTAND = De gegevens die je maakt, opslaat en weer laadt met een
applicatie. Een tekst die je maakt met een tekstverwerker is een bestand,
een song die je maakt met een sequencer is ook een bestand. Je zou kunnen
zeggen dat een bestand datgene is wat jij zelf hebt gemaakt, je eigen werk.
In de meeste programma's kom je het engelse woord 'File' tegen. Een file
is een bestand.
BÈTA-VERSIE = Een testversie van een computerprogramma. Als
een programma in het bèta-stadium zit, is hij bijna klaar om uitgebracht
te worden. Wat de programmeur betreft is het programma (of de update) klaar
maar eerst moet nog gecontroleerd worden of alle functies van het programma
goed werken. Het schijnt nogal eens voor te komen dat na het programmeren
van nieuwe functies, oude functies ineens niet meer goed werken. Het testen
van de bèta-versie wordt gedaan door zogenoemde bèta-testers.
Bèta-testers zijn Power Users die het betreffende programma (en
ook de mensen achter het programma) door en door kennen. Zij keren een
bèta-versie binnenstebuiten.
Het gebeurt weleens (per ongeluk) dat een bèta-versie in de roulatie
komt en verspreid wordt onder een grote groep mensen. Dat is op zich niet zo'n
ramp maar toch pertinent niet de bedoeling. Een bèta-versie kan namelijk
nog fouten bevatten. Als je geen bèta-tester bent in opdracht van de
programmeurs werk dan liever niet met een bèta-versie. Een bèta-versie
is niet bedoeld om te gebruiken maar om te testen. Als een bèta-versie
de test van de bèta-testers heeft doorstaan wordt hij uitgebracht als
officiele uitgave. Dan kan het nog steeds zijn dat er misschien ergens een
foutje in zit. Dat kun jij als gebruiker dan rapporteren met een bug-rapport
(zie onder bug-report).
BIAB = Band-in-a-Box. Het is een vreselijk leuk programma maar de
naam is om te typen een crime, met die streepjes ertussen. Daarom korten
wij het meestal af tot Biab.
BUG = Letterlijk: insect, kever. In software-land wordt met een
bug bedoeld: een verschijnsel (foutje) dat onbedoeld in de software is
terechtgekomen. Het is vrijwel nooit schadelijk, maar soms wel vervelend.
Een bug treedt meestal op als ongewenst bij-effect na het inprogrammeren
van nieuwe functies. Een concreet voorbeeld maakt dit duidelijk. Stel je
hebt in je kamer meer boeken dan schapruimte. Om alle boeken kwijt te kunnen
hang je een nieuwe schap op. Probleem opgelost. Echter, je hebt de schap
zo opgehangen dat nu de deur niet meer open kan. Dat is dan een bug. Die
bug kun je verwijderen door de schap een beetje te verplaatsen of er een
stukje af te zagen. Zo kunnen bugs in de software door programmeurs ook
altijd weer worden verwijderd. Daarom is het belangrijk altijd met de nieuwste
versie van een programma te werken. In nieuwe versies zitten nieuwe functies
maar zijn ook bugs (die eventueel in een eerdere versie zaten) verwijderd.
Lang niet alle vreemde verschijnselen zijn bugs. Sommige mensen zijn erg snel
geneigd om iets wat misgaat meteen maar bug te noemen terwijl ze gewoon zelf
iets niet goed doen. Daar komt de term 'user-bug' vandaan.
Een vreemd verschijnsel met software is pas een bug als het gereproduceerd
kan worden. Een bekend voorbeeld is iets wat optrad met de eerste 1.1
versie van Notator Alpha. Als je daarin de dubbele maatstreep aan het eind
van een stuk verwijderde, liep het programma vast. Niet 1 keer maar altijd
en op alle computers. Dat was dus goed te reproduceren. De voorlopige oplossing
was om die functie niet te gebruiken. De definitieve oplossing kwam met
een nieuwere 1.1 (1.149 om precies te zijn) waaruit de bug was verwijderd.
Een bug is geen virus. Bugs zijn niet schadelijk, maar kunnen hooguit een crash
veroorzaken. Da's vervelend maar niet erg. Virussen kunnen wel schade aanrichten.
Virussen worden bewust geprogrammeerd door frustro's die geen vriendinnetje
kunnen vinden en daarom maar anderen gaan pesten.
BUG-REPORT = Een rapport over een bug in een programma. Vermeld
alles wat maar enigszins relevant en belangrijk kan zijn. Op welke computer
precies, met welke versie precies? Welk OS en welke versie daarvan? Maak
duidelijk hoe je de bug kunnen reproduceren. Het kan ook dat je een bug
rapporteert en dat de programmeur dan reageert met "That is not a
bug, that is a feature".
COMMAND = Modifier toets op Apple Macintosh computers, naast Shift,
Control en Alternate. De Mac heeft dus een modifier toets extra in vergelijking
met PC en Atari. De Command-toets alleen doet niets, maar moet altijd in
combinatie met een andere toets worden gebruikt. Bijvoorbeeld: [COMMAND]-[Q] is
Quit, [COMMAND]-[O] is Open. Veel Mac-gebruikers noemen
dit niet command, maar 'appeltje' of 'klaver' door het symbool wat op deze
toets staat. Dat kan leuke woordspelingen opleveren, bijvoorbeeld APPELPUNT
([COMMAND]-[.]) voor het onderbreken van een operatie.
De 'klaver' schijnt overigens een oud Zweeds symbool te zijn voor 'kasteel'.
Power-users zeggen Command.
DAS = Digital Audio Sequencer. Een applicatie waarin midi-recording
en audio-recording zijn geintegreerd. De meeste sequencers kunnen tegenwoordig
ook met audio overweg. Pure MIDI-sequencers zijn zeldzaam geworden. In
een aantal gevallen is ook muzieknotatie daarbij inbegrepen. Voorbeelden
van
Digital
Audio
Sequencers:
Logic Audio,
Studio Vision, Musicator Audio, Cakewalk, Cubase, Magix Music Maker.
DAW = Digital Audio Workstation. Verzamelnaam voor een digitale
audio multitrackrecorder. Meestal kan het apparaat ook audiobewerkingen
uitvoeren. Steeds vaker is het op basis van een computer.
DISTRIBUTEUR = Bedrijf dat produkten op voorraad houdt en verdeelt
over dealernet/usernet.
DONGLE = Beveiligingssleutel voor software. Schijnt te zijn bedacht
door de amerikaan Don Gall. Synoniemen die we gebruiken zijn: 'sleutel'
en 'key'. De dongle is onderdeel van sommige programma's en moet op de
computer worden aangesloten. Zonder dongle kan de software niet worden
gestart. Programma's als Notator SL en Logic werken met een dongle. Het
is voor programmeurs de garantie dat iedereen die met het programma wil
werken het koopt en niet kopieert. Het voordeel voor distributeur en
gebruiker is dat het heel eenvoudig is om updates te
verspreiden. Bij
programma's
zonder
dongle moet vaak de originele disk worden teruggestuurd om een update te
bestellen. Bij programma's met dongle zelden. Zonder de dongle heb je namelijk
niets aan een update-disk.
DSP = Digital Sound Processor. Chip die gebruikt wordt bij
ondermeer harddiskrecording, geluidsbewerking, digitale audio randapparatuur.
EDIT = Bewerken. In praktijk betekent het meestal 'veranderen' en
'aanpassen'. Als je in een sequencer een stukje muziek hebt opgenomen en
je gaat vervolgens in de sequencer die muziek veranderen met de muis, door
een noot te verplaatsen bijvoorbeeld, audiofragmenten te knippen en te
plakken etc., ben je aan het 'editen'.
EXTENSIE = (1)Op PC de laatste drie letters van een bestandsnaam,
na de punt.
Veel voorkomende extensies zijn: MID voor Standard Midifile, TXT voor tekst,
DOC voor een (tekst)document, PRG voor een programma, EXE voor een executable
file.
(2)Op Macintosh een bestand dat bij opstarten in het geheugen wordt geladen.
Veel programma's hebben extensies nodig om te kunnen functioneren. Het kan
echter voorkomen dat extensies van het ene programma de werking van een ander
programma nadelig beinvloeden. Je kunt die extensie(s) dan uitschakelen. Je
vindt ze in de Systeemmap in de folder Extensies (of Extensions). In nieuwere
System-versies kan het nog wat comfortabeler in Extensiebeheer dat je in Regelpanelen
vindt. Als je tijdens het opstarten van de Macintosh de [Shift]-toets
ingedrukt houdt worden alle Extensies uitgeschakeld; dat is de radicale manier.
FOLDER = (1)Brochure. Schriftelijke documentatie (met afbeeldingen)
over een produkt.
(2)Verzameling bestanden. Op Apple Macintosh en Atari zul je bestanden die
bij elkaar horen onderbrengen in een speciale folder. Het nederlandse woord
Map wordt ook wel gebruikt. Kort samengevat: in een folder zit van alles dat
bij elkaar hoort. In een folder kun je weer nieuwe folders onderbrengen. Zo
is er de folder Merken Rubriek. In deze folder zitten weer nieuwe folders.
Voor elk merk een aparte folder. In zo'n folder (bijvoorbeeld van Emagic) zitten
dan weer andere folders die over specifieke produkten van Emagic gaan. Bijvoorbeeld
een folder over Logic en een andere folder over Notator/Creator. PC mensen
spreken meestal van directory en niet van folder.
(3)In Logic: Groep sequences. Afgeleid van het Macintosh System werk je ook
in Logic met folder-structuren. Sequences die bij elkaar horen verpak je in
een folder om ze overzichtelijk bij elkaar te hebben en als geheel te kunnen
verplaatsen of transponeren. Bijvoorbeeld een folder voor het eerste couplet.
Verschillende folders kun je samenpakken in weer een nieuwe grote folder.
GEHEUGEN = Opslagcapaciteit. We onderscheiden werkgeheugen: zit
met RAM-chips in de computer, en harddiskgeheugen: totale capaciteit
van de harddisk. Harddiskgeheugen heb je meestal genoeg. Zoniet dan kun
je
iets van de harddisk wissen om meer geheugen vrij te maken. Werkgeheugen
is moelijker. Als een programma 256MB werkgeheugen nodig heeft om te kunnen
draaien, werkt dat programma niet als er maar 128MB werkgeheugen in de
computer zit. Dan moet het werkgeheugen uitgebreid worden door extra geheugen
modules
in de computer te plaatsen.
GENERAL MIDI (GM) = Afspraak binnen het midi-protocol waarin een
aantal zaken gestandaardiseerd zijn voor synths, keyboards en soundmodules,
ondermeer dat onder de verschillende program change nummers altijd hetzelfde
(soort) geluid zit. Onder program change nummer 1 zit bijvoorbeeld een
akoestisch pianogeluid. Andere afspraken voor General Midi: 128 verschillende
geluiden, 16 kanalen multitimbraal, 24-stemmig polyfoon (8 voor drums/percussie
en 16 voor overige instrumenten), midikanaal 10 is drumkanaal, Controller
7 is volume, Maximale uitslag van Pitchbend is twee halve tonen en zo nog
wat regeltjes. Alleen als aan alle regeltjes is voldaan mag een apparaat
het General Midi logo dragen. General Midi zegt niets over de kwaliteit
van de geluiden, alleen maar iets over het aantal geluiden en de rangschikking
daarvan. General Midi zegt ook niets over een bestandsformaat. Hoewel veel
Standard Midifiles zijn opgebouwd volgens GM, heeft GM strikt genomen niets
te maken met Standard Midifiles.
GS (GENERAL STANDARD) = De Roland-versie van General Midi (GM).
GM is helemaal compatible met GS. Andersom niet per definitie. Volgens
het principe 'een koe is een dier maar niet alle dieren zijn koeien'. GS
biedt meer dan GM. In GS zijn bijvoorbeeld ook controllers gedefinieerd
voor Chorus en Reverb. Als iets GM is, is het ook GS.
HARDDISK-RECORDING = Digitaal opnemen waarbij de (analoge) geluidssignalen
worden omgezet naar digitale codes. Die digitale codes worden (tijdens
opname) op harddisk opgeslagen. Vandaar de naam.
KEY = (1)Sleutel; Dongle. Wij gebruiken meestal het woord key en
minder vaak sleutel of dongle. Kijk bij DONGLE voor de juiste betekenis.
(2)Toets. Dat kan een toets van een klavier zijn of van een QWERTY-toetsenbord.
(3)Toonsoort. In muzieknotatie betekent het engelse woord Key: Toonsoort en
niet Sleutel. Het engels voor Sleutel is Clef (De G-, F- en C-sleutels). Bij
sessies met nederlandse en engelse muzikanten kunnen leuke communicatiestoornissen
optreden. De engelse bassist stelt voor een bluesje te spelen. De engelse gitarist
vraagt: "In what key?". De nederlander antwoord: "In E".
De nederlander gaat spelen in E en de engelsman in A. Als engelsen E zeggen
bedoelen ze A.
KEYBOARD = Toetsenbord. Dat kan het QWERTY-toetsenbord van de computer
zijn maar met Keyboard bedoelen wij meestal een midiklavier. In bredere
zin is een keyboard een midiklavier met daarin geluiden en eventueel begeleidingsritmes.
In dat laatste geval hebben wij het meestal over Home-Keyboard.
Dus: met Keyboard bedoelen we een midi-keyboard. Als we het computertoetsenbord
bedoelen zullen we dat ook specifiek zo noemen. Of: QWERTY-toetsen.
Keyboard is ook de naam van een amerikaans toetsen/midi-tijdschrift. In Duitsland
is een soortgelijk blad maar dan met een s erachter: Keyboards.
LAM = Afkorting voor: Logic Audio Macintosh
LAPC = Afkorting voor: Logic Audio PC
MASTERKEYBOARD = Een klavier (toetsenbord met pianotoetsen)
dat niet over een eigen klankopwekking beschikt, maar uitsluitend MIDI-signalen
produceert. Heeft meestal uitgebreide mogelijkheden voor splits, geprogrammeerde
MIDI-programchanges etc. Heeft vaak ook een betere kwaliteit toetsenbord
(gewogen toetsen, die aanvoelen als een echte piano) dan bijvoorbeeld
een synthesizer. Wordt meestal gebruikt in combinatie met geluidsmodule(s),
sequencers en andere MIDI-apparatuur.
MIDI = Alles wat te maken heeft met het aansluiten van computers
op synthesizers en soundmodules om muziek te maken. Ook de software hoort
hierbij. Met MIDI bedoelen we specifiek niet harddisk-recording. MIDI
schrijven wij overigens meestal met kleine letters: midi. Dat typt en
leest makkelijker.
MIDI is een afkorting van: Musical Instrument Digital Interface.
MIDI-INTERFACE = Hardware die nodig is om een computer aan te
sluiten op midi-instrumenten. Atari computers hebben standaard een midi-interface
ingebouwd. Voor PC's zijn er insteekkaarten en ook externe units. Voor
Macintosh zijn er externe units die op de modempoort en/of printerpoort
worden aangesloten. Het woord midi-interface is eigenlijk een pleonasme.
De laatste i van midi staat immers al voor interface. Eigenlijk staat
er
dus: Musical Instrument Digital Interface-Interface. Toch gebruiken we
die term als zodanig, tegen beter weten in. Het is dan duidelijk dat
het gaat om de hardware.
MIDI-PLUG = Stekker die voor MIDI verbindingen gebruikt
wordt. Eigenlijk een 5-polige 180° DIN ("Deutsche Industrie Norm")
plug. Technisch gesproken werkt MIDI met een "stroomlus". De
aansluitingen zitten op pen 4 en 5. Op pen 2 zit de afscherming aangesloten.
ML = Afkorting voor: Micro Logic
MODEM = Hardware die het mogelijk maakt om met je computer via de
telefoonlijn met een andere computer te communiceren. Simpel gezegd is
een modem een telefoontoestel voor computers. Hoewel veel mensen het hebben
over 'het modem' is toch echt alleen maar 'de modem' correct.
MONITOR = (1)Beeldscherm bij een computer.
(2)Afluistering bij geluidsweergave (luidspreker).
MONOFOON = éénstemmig. In dit verband een
synthesizer of geluidsmodule die maar één toon tegelijk kan weergeven.
De eerste synthesizers waren monofoon.
MS-DOS = Het Operating System in PC's. MS-DOS is een afkorting
van MicroSoft Disk Operating System. Als iemand het gewoon over DOS heeft,
hoeft dat niet
per se MS-DOS te zijn. Er is ook een DR-DOS (van Digital Research, dezelfde
club die GEM voor Atari heeft gemaakt), maar dat is aanmerkelijk minder populair.
Tegenwoordig heet dat trouwens Novell DOS omdat Digital Research is overgenomen
door Novell. MS DOS maakte tot voor kort nog steeds deel uit van Windows.
Pas met XP is er een windows versie gekomen die niet meer DOS als basis
heeft.
MULTITIMBRAAL = de mogelijkheid om meerdere
verschillende geluiden tegelijk weer te geven. General MIDI instrumenten
zijn multitimbraal, je kunt tegelijkertijd een piano, een bas, een drumstel,
enz. tegelijk laten horen. Meestal tot een maximum van 16 verschillende
geluiden. Dit omdat er 16 MIDI kanalen zijn. Er zijn wel programma's en
geluidsmodules en synthesizers die met een veelvoud van 16 kanalen kunnen
werken. Meestal heb je dan groepen kanalen die met A, B enz. worden aangegeven.
NATIVE = Een term die wordt gebruikt voor software die direct
ongedecodeerd op de CPU van de computer werkt. De PowerPC modellen van
Apple hebben
een ander soort CPU dan de oudere Apple computers. De RISC processor
in de PowerPC's kan veel sneller zijn maar dan moet wel de software daarop
afgestemd worden. Software die speciaal is gemaakt om op een PowerPC
gebruikt
te worden heet: 'Native' software. Finale en Logic zijn op het moment
van schrijven leverbaar in een native versie. Macintosh-programma's die
niet
in native leverbaar zijn, kunnen over het algemeen ook gebruikt worden
op een PowerMac maar die benutten dan niet de snelheid optimaal. Zo'n
programma dat nog niet native is draait 'in emulatie-mode' of in '68K
mode'.
NOTATOR = Het sequence/notatie-programma van de programmeurs Gerhard
Lengeling en Chris Adam. Vroeger verkocht onder de naam C-LAB, nu onder
de naam Emagic. Met Notator bedoelen we het programma met die naam dat
draait op Atari ST computers. Volledig heet het programma Notator SL. Opvolger
is Logic en Logic audio.
OPERATING SYSTEM = De software in een computer die ervoor zorgt
dat de computer kan functioneren. Voorbeelden zijn: TOS op Atari, System
.. of OS .. op Macintosh en Windows op PC. Met alleen een Operating System
doe je doorgaans niet zoveel. Dat doe je wel met een Applicatie (tekstverwerker,
database, sequencer etc.).
OS = Afkorting van Operating System.
OS/2 = Operating System van IBM. Concurrent voor Windows van MicroSoft.
Mensen die niet zo gecharmeerd zijn van OS/2 spreken het uit als: "een-half-operating-system",
gebaseerd op de schrijfwijze.
PC = Personal Computer. Eigenlijk is elke computer met een eigen
harddisk en processor een PC. Dus een Atari en een Macintosh zijn ook
Personal Computers. Maar net als vele anderen gebruiken wij de term PC
alleen voor
IBM-compatible computers. Een beetje verwarrend omdat bijvoorbeeld de
IBM PS/2 dusdanig afwijkt dat deze niet IBM-compatible is, ondanks dat
het
een IBM is. Anders gezegd dan: met PC bedoelen we een computer met een
Intel of AMD processor.
POLYFOON = meerstemmig. In dit verband een
synthesizer of geluidsmodule die meerdere tonen tegelijk kan weergeven.
De eerste synthesizers waren monofoon, konden maar één toon tegelijk weergeven.
POWERMAC = PowerPC.
POWER-PC = Ook wel PowerMac genoemd. De lijn computers van Apple,
gebaseerd op RISC-processors. PPC processors worden gefabriceerd door
IBM en Motorola.
POWER-USER = Letterlijk: een krachtige gebruiker. Een eretitel.
Hoewel de term nergens duidelijk omschreven is, mag iemand zich wat ons
betreft Power-User noemen als hij heel erg veel (eigenlijk: alles) weet
van een programma. In bredere zin is een Power-User iemand die veel weet
over verschillende programma's en ook bekend is met meerdere computersystemen
en operating systems. Een Power-User is in staat om voorkomende problemen
goed en snel -en vooral ZELF- op te lossen. Een Power-User weet een bug
te onderscheiden van een bedieningsfout. Een Power-User is per definitie
niet een programmeur, maar kan dat natuurlijk ook zijn. Synoniemen voor
Power-User zijn wellicht: Freak, Insider, Wizkid, Professional of 'iemand
die de handleidingen van voor tot achter leest en onthoudt'.
PROCESSOR = Hart van de computer. De chip die al het rekenwerk
verzorgt. In Atari, Apple Macintosh en Commodore Amiga zitten Motorola
processors
(68000, 68030, 68040, 68050 etc.). In PC's zitten Intel processors of
klonen daarvan (80286, 386, 486, Pentium, Celeron etc.). Eigenlijk heet
dit de CPU (Central
Processing Unit) want er zijn nog veel meer soorten processors.
PROFESSIONAL = Iemand die beroepsmatig (voor zijn professie) met
onze produkten werkt. De tegenhanger van professional is amateur. Een
woord dat een negatieve bijklank heeft maar dat is niet terecht. Amateur
is afgeleid
van het italiaanse woord 'amare' en betekent letterlijk 'liefhebber'.
Professional zijn zegt niet per definitie iets over de kennis die iemand
van de materie
heeft. In veel gevallen weten amateurs meer van specifieke produkten
dan professionals.
PROGRAMMEUR = Maker van software.
PROTOOLS = gecombineerde soft- en hardware
oplossing van Digidesign voor audio- en MIDI-opname en bewerking. Door
de extra hardware wordt de processor van de eigenlijke computer ontlast
en
kun je
met een desktop computer hoge kwaliteit digitale multitrack opnamen maken
op meerdere sporen tegelijk.
QUANTISEREN = Vernederlandsing van het engelse Quantize. Wordt
gebruikt in sequencers en betekent het recht op de tel zetten van de
noten. De betere
sequencers bieden de mogelijkheid om de muziek ten dele te quantiseren,
oftewel de noten een beetje richting de goede tel te verplaatsen maar
toch de timing van de muzikant te handhaven. Omdat ook veel niet-toetsenisten
met sequencers werken, kan quantiseren een handige functie zijn. Met
quantiseren
verberg je matig musiceren. Om goede muzieknotatie te verkrijgen met
een notatieprogramma is quantiseren van een opname meestal een must.
QWERTY = Het toetsenbord bij de computer zoals we dat in Nederland
gebruiken. De naam is gebaseerd op de eerste zes letters zoals die linksboven
op onze toetsenborden zitten. In Frankrijk en Belgie zijn AZERTY toetsenborden
in gebruik. In Duitsland QWERTZ. Zelfs zo iets simpels als toetsenborden
is dus niet compatible tussen de verschillende nationaliteiten. Gelukkig
voor de Nederlanders wordt in Amerika en Engeland ook QWERTY gebruikt.
Over compatible gesproken; is het je ooit opgevallen hoe irritant het
is dat de indeling van cijfertoetsen op een telefoon precies anders is
als
op een rekenmachine of het numerieke deel van je computertoetsenbord?
RAM = Random Access Memory. Vrij toegankelijk geheugen. Iets wat
in RAM staat kun je er zelf ook weer vanaf halen, veranderen en opnieuw
opslaan in dat RAM. Het werkgeheugen van de computer is RAM. Hoewel technisch
niet helemaal correct*, is een harddisk ook een soort RAM en een floppydisk
natuurlijk ook.
* In een echt RAM kun je elke geheugenplaats apart benaderen en van inhoud veranderen. Op een harddisk of floppy kun je alleen per hele sector (datablok) data schrijven of lezen.
ROM = Read Only Memory. Iets wat in ROM staat, kun je alleen maar
lezen (laden, openen). Het is niet mogelijk om in ROM zelf iets op
te slaan. Vandaar de naam CD-ROM. Je kunt er van alles afhalen, maar
niets
op wegschrijven.
RTM = Afkorting voor Read The Manual. Dat kan het antwoord zijn
van een support medewerker die even geen zin of tijd heeft om het antwoord
op een vraag uit de handleiding voor te lezen. Hij bedoelt daarmee:
lees zelf de handleiding. Je komt ook wel eens RTFM tegen (Read The
Fucking
Manual). Iets netter is dan RTBM (Read The Bloody Manual).
SCSI = Afkorting voor Small Computer System Interface. Een aansluitmanier
voor snel datatransport tussen harddisks en computers en samplers.
Maar ook voor bijvoorbeeld een CD-ROM-speler op een computer. Als je
SCSI
uitspreekt
als Es-Cee-Es-Ie
val je door de mand als iemand die er niets van weet. Als je het uitspreekt
als Skoezie, met klemtoon op de oe, ben je al iets beter op de hoogte.
Powerusers en insiders hebben het echter over Skuzzie, met een korte
u zoals in 'put'. De uitspraak die men oorspronkelijk voor ogen had
was
Sexy,
maar dat gebruikt niemand.
SDII = Afkorting voor Sound Designer II (software van Digidesign).
SEQUENCER = Computerprogramma waarmee midi-informatie kan worden
opgenomen, bewerkt en afgespeeld. Ander woord voor sequencer is: midi-recorder.
De meeste sequencers buiten alle mogelijkheden van midi goed uit en
bieden dan ook allerlei (geavanceerde) bewerkingsmogelijkheden. Quantiseren
en transponeren zijn standaardfuncties in een sequencer. De meeste
moderne
sequencers kunnen ook audio opnemen en bewerken.
SMF = Afkorting van Standard Midifile (Formaat).
SMPTE = Afkorting voor Society of Motion Pictures and Television
Engineers. Je spreekt het uit als semptie. Het is een verbond tussen
film-, video- en tv-makers in Amerika. Deze club heeft afspraken gemaakt
over
een standaard manier van tijdcode-synchronisatie. Die manier draagt
daarom de naam SMPTE-synchronisatie. In praktijk heeft men het meestal
gewoon
over SMPTE als daarmee de manier van tijdcode-synchroniseren wordt
bedoeld, terwijl de Society nog veel meer heeft gedaan dan alleen maar
tijdcode
definieren. Strikt genomen ook erg fout omdat SMPTE-tijdcode is gebaseerd
op 30 frames per seconde. Dat is de in Amerika (en Japan) geldende
NTSC norm. In Europa wordt in de meeste landen de PAL norm gebruikt
en die
werkt met 25 frames per seconde. Dat is niet door de SMPTE bepaald
maar door
de EBU (European Broadcasting Union).
SOUNDMODULE = Een synthesizer zonder toetsen. Het nederlandse
woord 'geluidsmodule' wordt ook wel gebruikt. Een soundmodule is een
kastje met
allemaal klanken erin. De klanken kunnen aangestuurd worden via midi.
Vanuit een sequencer bijvoorbeeld. Van veel synthesizers bestaat een
versie met
toetsen en eentje zonder toetsen (dat is dan de soundmodule). Die versie
zonder toetsen is interessant voor je als je al een toetsenbord hebt.
STANDARD MIDIFILE = Universeel uitwisselingsformaat voor sequencer
bestanden. Wat ASCII is voor tekstverwerkers is de Standard Midifile
voor sequencers. Standard Midifile wordt vaak afgekort tot SMF. Elk
programma slaat bestanden op in een eigen formaat. Op PC en Atari is
dat bestandsformaat
herkenbaar aan de extensie. Bij Notator SL is dat .SON, bij Logic Atari
is dat .LOG, bij Logic PC is dat .LSO en bij Musicator is dat .MCT.
Een bestand met de extensie .LOG kan niet zomaar in Musicator worden
geladen.
Daarom moet je in bijvoorbeeld Notator SL het bestand eerst opslaan
als Standard Midifile. Het bestand krijgt dan de extensie .MID. Dat
bestand
kan zonder meer in de meeste sequencers worden geladen.
De Standard Midifile is een uitvinding van Opcode Systems Inc.
SYNTH = Afkorting van Synthesizer.
SYNTHESIZER = Muziekinstrument dat electronisch geluiden genereert.
Meestal een toetseninstrument maar niet per definitie. Met een synthesizer
kun je geluiden maken en veranderen. Vroeger werden synths gebruikt om
geluiden te maken die niet bestonden (Isao Tomita, Jean Michel Jarre
en Vangelis).
Tegenwoordig doen synthesizers ontzettend hun best om zoveel mogelijk
bestaande instrumenten
zo goed mogelijk te imiteren (80% van de hitparademuziek). Moderne synthesizers
zijn voorzien van midi. Synths van voor 1985 meestal niet. Je kunt daarmee
je synthesizer editen via de computer. Het voordeel daarvan is dat je alle
parameters tegelijk kunt zien en dat bijvoorbeeld de ADSR als curve op
het scherm wordt getekend. Ook kun je dan een handige en omvangrijke
database
aanleggen van al je geluiden.
USER = Gebruiker van een produkt. De user is het eindstation
voor een produkt. Het produkt legt gewoonlijk het volgende traject
af: Manufacturer
-> Distributor -> Dealer -> User. Support legt dezelfde weg
af in omgekeerde volgorde.
WERKGEHEUGEN = Het geheugen waarin het Operating System, de
applicatie en de data worden gezet als de computer aan staat. Alles
wat in het Werkgeheugen
staat, verdwijnt daaruit als je de computer uitzet. Wij bedoelen met
Werkgeheugen dus het RAM dat fysiek met simm-modules in de computer
zit. Een harddisk
is ook RAM en strikt genomen ook Werkgeheugen, maar wij noemen dat
niet zo. De huidige programma's vergen veel van het werkgeheugen, zeker
als
je digitaal geluid en/of video gaat bewerken. Méér is
beter dus!
WIMP = Afkorting voor Windows-Icons-Mouse-Pulldown menu's. Hiermee
wordt de grafische user-interface bedoeld zoals die wordt gebruikt
op Apple Macintosh, Atari en MS-Windows. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld
MS-DOS
waarin je commando's vooral met toetsen en toetscombinaties invoert:
(A:\dir). Volgens sommigen staat de afkorting WIMP voor Windows-Icons-Menu's-Pointing
device. Dat komt op hetzelfde neer.
WORKSTATION = Een synthesizer met extra
mogelijkheden als MIDI-recording (sequencing), uitwisselbare geheugenkaarten,
een uitgebreide display, etc.
XG = Extended General Midi. Een 'standaard' die Yamaha heeft
geintroduceerd. Het antwoord op GS van Roland. XG is nieuwer en gaat
verder dan GS. In
XG zijn meer parameters gedefinieerd
* Met dank aan MOPRO.nl
Donatie
Dit is een gratis site, die al sinds 2003 voortdurend wordt uitgebreid en geactualiseerd. Als jij ook wilt dat dat zo blijft, doe dan een donatie aan Popschool Maastricht >>
Bijgewerkt op: 19 Juni, 2024