Begrippenlijst sequencer software
Vrijwel alle sequenceprogramma's zijn engelstalig. Zowel de handleiding als de teksten in het programma zelf. Zelfs in nederlandse handleidingen worden vaak de engelse termen gebruikt, omdat ze ingeburgerd zijn en er vaak geen goed nederlands alternatief is. Intussen zijn er ook wel MIDI programma's in het nederlands, oa. van Magix of vertaalde handleidingen, bijv. van Reason (Propellerheads)
De volgende lijst kan helpen bij het begrijpen van de typische termen die in veel programma's worden gebruikt.
Begrippen MIDI
Begrippen notatiesoftware
- AFTERTOUCH
- BALANCE
- CHANNEL
- CYCLE
- DELAY
- DYNAMICS
- EVENT
- GATE TIME
- LOOP
- PAN
- PATCH
- PORT
- PRESET
- PRESSURE
- PROGRAM CHANGE
- QUANTIZE
- SEQUENCE
- TRACK
- TRANSPOSE
- VELOCITY
- VOLUME
AFTERTOUCH = Pressure; na-druk.
Als je een ingedrukte toets op een midiklavier extra naduwt worden er data
verstuurd
om synthparameters te veranderen. De gewone aftertouch is Channel Pressure:
voor alle noten op een midikanaal wordt dezelfde pressurewaarde gebruikt.
Sjieker en vrij zeldzaam is polyfone aftertouch (Poly Pressure): voor
elk nootnummer is een eigen pressurewaarde mogelijk. Goedkopere midikeyboards
versturen meestal geen aftertouch. Als je een keyboard hebt dat wel aftertouch
verstuurt, kun je die data in een sequencer beter filteren als ze niet
echt nodig zijn. Vooral als je drumpartijen opneemt via toetsen kan het
zijn dat je onnodig allerlei aftertouch data zit te genereren. Drumgeluiden
reageren meestal niet op aftertouch en het is dan overbodig dat al die
data worden opgenomen. Parameters die met aftertouch geregeld worden zijn gewoonlijk: vibrato, volume,
cutoff en pitch. Maar dan meestal niet allemaal tegelijk.
BALANCE = Volumeverhouding tussen de verschillende
instrumenten (geluiden). Dat regel je gewoonlijk met de volumeparameters.
Balance wordt vaak verwisseld met Panning. Dat is wezenlijk wat anders.
Balance op een hifi-installatie heeft betrekking op de verhouding tussen
links en rechts. In midi is dat meestal niet zo.
CHANNEL = Midikanaal(nummer). Er zijn 16
midikanalen. Veel sequencers kunnen meer dan 16 MIDI-kanalen aansturen
door verschillende midi-outs tegelijk te gebruiken. Via elke midi-out kunnen
16 kanalen worden gestuurd.
CYCLE = letterlijk: cyclus; tijdkring;
rondloop. Functie om een passage continu te laten herhalen. Als je maat
1 tot en met 4 in een Cycle zet, gaat de sequencer aan het eind van maat
4 automatisch terug naar maat 1 en speelt hetzelfde gedeelte. Net zolang
tot je de sequencer stopt of de Cycle uitschakelt. Het verschil tussen
Cycle en Loop is niet in alle sequencers even duidelijk. De termen worden
door elkaar gebruikt. Meestal is Cycle een herhaling van alle tracks en
kun je Loop per track instellen. Dat betekent dat je een aantal sporen
kunt 'loopen' en die sporen tesamen kun je in een Cycle zetten.
DELAY = 1. -In sequencers: vertraging.
In veel sequencers kun je noten of hele passages een delaywaarde geven
om ze (per tick) naar voren of achteren te verplaatsen. Bijvoorbeeld om
traag reageren van een bepaald geluid te corrigeren.
2. -In effect-apparatuur: echo.
DYNAMICS = Parameter om de dynamiek te regelen.
Heeft meestal betrekking op de velocitywaarden van de opgenomen noten. Met
een percentage kun je het verschil tussen de hoogste en laagste velocitywaarde
vergroten of verkleinen. Wordt ook wel Compress genoemd.
EVENT = Letterlijk: gebeurtenis. In midi
is een event een groep bij elkaar horende databytes. Ander woord voor event
is 'message'. Een note-on commando is een event.
GATE TIME = Parameter om de lengte van
de noten procentueel te veranderen. Noten korten of langer maken dus.
LOOP = Letterlijk: lus.
1. -Functie om een passage steeds te laten herhalen. Wordt veel gebruikt voor
bijvoorbeeld hi-hat partijen. Even snel twee maten hi-hat opnemen en die vervolgens
'loopen' zodat de partij het hele nummer door wordt gespeeld. In sommige muziekstijlen
is Loop taboe (jazz, klassiek), in andere muzieksoorten is het een must (house,
hiphop). De termen 'loop' en 'cycle' worden door elkaar gebruikt, hoewel deze
twee begrippen in sommige programma's duidelijk een andere betekenis hebben.
2. -Feedback van data. Als je midikabels fout aansluit kan het zijn dat je
een lus (loop) maakt. Data die verstuurd worden komen dan weer terug bij de
bron en worden weer verstuurd, komen weer terug, worden weer verstuurd en zo
door. Daar kunnen de meeste programma's en instrumenten niet tegen. Het is
vergelijkbaar met rondzingen dat gebeurt als je een microfoon voor een luidspreker
houdt, maar dan dus met mididata.
PAN = Panorama; panning. Parameter om de
plaatsing in het stereobeeld te regelen. Links, rechts, midden of ergens
daartussenin. Via midi kun je panning regelen met Controller nummer 10.
PATCH = Min of meer gelijkwaardig aan Program
Change; Preset; Geheugenplaats; Schakeling. Met patch wordt meestal een
vastgelegd geluid op een synthesizer bedoeld. De kreet stamt uit de tijd
dat synthesizers niet zozeer met knoppen alswel met 'patch cords' werkten.
PORT = Poort; input of output; aansluitbus.
Hiermee wordt in sequencers meestal een fysieke midi-out-poort bedoeld.
PRESET = Voorinstelling. Meestal wordt
een fabrieksklank op een synthesizer of soundmodule bedoeld. Een preset
ligt vast, is door de fabrikant bepaald en kun je niet veranderen. Is in
dat opzicht eigenlijk het tegenovergestelde van 'user program'.
PRESSURE = Aftertouch; nadruk. Op een aantal
midikeyboards kun je pressuredata versturen door een aangeslagen toets
extra na te duwen. We onderscheiden Channel Pressure (zelfde waarde voor
alle noten per midikanaal) en Poly Pressure (voor elke noot een andere
waarde mogelijk). Hoe een geluid reageert op pressure-informatie varieert.
Het kan gebruikt worden voor vibrato, volume, filter cutoff, LFO en nog
meer.
PROGRAM CHANGE = Midicommando om een ander
geluid te selecteren op een synth of module. Program Change werkt alleen
maar met getallen. Een getal zegt niets over het soort geluid dat geselecteerd
wordt. In General Midi zijn er afspraken gemaakt over de indeling van geluiden.
In GM en GS is het dus wel zo dat bij een Program Change nummer een vastgesteld
geluid hoort. Program Change 0 is dan altijd een akoestisch pianogeluid.
QUANTIZE = Het recht op de tel zetten van
noten die je via midi in een sequencer hebt opgenomen. Quantize is een
functie die in elke sequencer zit. Het wordt soms met een s geschreven
(quantise) en het wordt ook wel vernederlandst tot kwantiseren (niet: kwantificeren).
Bij quantize moet je een bepaalde ritmische waarde kiezen waarop de sequencer
gaat quantisen. Gouden regel is dat je de kleinste waarde kiest die je
hebt gespeeld. Als je zestiende noten hebt gespeeld, moet je quantisen
op 16. Als achtste noten de kleinste waarde zijn, kun je beter quantisen
op achtsten.
Een probleem kan ontstaat als je ook triolen hebt gespeeld. Daar blijft bij
quantisen meestal weinig van over. Geavanceerde sequencers kunnen tegelijk
op bijvoorbeeld zestienden EN triolen quantiseren. Met sommige programma's
is het mogelijk om met mate te quantisen. De noten worden dan wel richting
de strakke tel verschoven, maar niet helemaal recht gezet. Volgens een instelbare
marge kun je jouw eigen timing handhaven terwijl het geheel toch strakker klinkt.
Bij een aantal sequence/notatieprogramma's kun je de klinkende noten afzonderlijk
van de genoteerde noten quantiseren. Het blijft dan menselijk klinken terwijl
het notenbeeld er strak en verzorgd uitziet.
SEQUENCE = Opname van mididata. Wordt ook
wel 'part' genoemd. In sommige pakketten is 'sequence' gelijk aan 'track'.
In andere programma's kunnen meerdere sequences op een track staan. Elke
afzonderlijke opname die je maakt, is een sequence. Een sequence is dus
een aaneengesloten, bij elkaar horende groep mididata.
TRACK = Spoor. Het maximum aantal tracks
verschilt per sequencer, van 1 tot oneindig. Meer hierover vind je in het
verhaal 'Tracks, Channels & Voices' in de Midi-Tech-Info folder.
TRANSPOSE = Transponeren. Het verhogen
of verlagen van noten. Strikt genomen: het in een andere toonsoort zetten
van een partij. Gaat altijd in stappen van een halve toon. Een partij die
in C staat kun je via Transpose +7 of Transpose -5 in G zetten.
VELOCITY = letterlijk: Snelheid. Wordt
soms vertaald met 'aanslagsnelheid' of 'aanslaggevoeligheid'. De meeste
midikeyboards kunnen registreren hoe snel of langzaam de toetsen worden
ingedrukt. Hoe sneller (harder) je een toets indrukt hoe harder de noot
zal klinken. Op de meeste instrumenten zal een toon niet alleen luider
klinken maar zal ook meer scherpte krijgen en meer boventonen (vergelijkbaar
met een akoestische piano). Je moet velocity dan ook niet verwarren met
volume. In praktijk worden de twee vaak door elkaar gebruikt maar velocity
is wezenlijk wat anders als volume. Velocity-informatie is namelijk onderdeel
van een note-on commando. Elke noot kan daardoor een andere velocitywaarde
hebben. In sequencers kun je die velocitywaarden veranderen. De geavanceerde
sequencers bieden allerlei extra functies om velocity te manipuleren.
Velocity is alleen maar een waarde. Hoe een geluid op velocity reageert, verschilt
per instrument en per sound. Het kan zijn dat sommige geluiden in een synth
niet reageren op velocity (orgelsounds) en andere geluiden wel (pianosounds).
Sommige apparaten kunnen helemaal niet reageren op velocity.
VOLUME = Volume. Parameter om de luidheid
(geluidssterkte) te regelen. Volume regel je op je versterker met de volumeknop.
Op een mixer regel je volume per kanaal met faders. Via midi regel je volume
met Controller nummer 7. Je kunt dan per midikanaal een eigen volume-instelling
maken. Niet alleen voor vaste waarden maar ook geschikt voor het maken
van fade-in en fade-out. De meeste synths en modules kunnen reageren op
Volume-informatie via midi.
Volume wordt altijd verstuurd op een midikanaalnummer. Als je voor een partij
het volume verandert, heeft dat effect op alle noten die op hetzelfde midikanaal
staan. Dat kan vervelend zijn bij drumpartijen. Daarbij staan gewoonlijk verschillende
instrumenten op hetzelfde midikanaal. Als je alleen de hihat zachter wilt maken
kan dat niet met Volume, omdat dan ook de kick en de snare zachter zullen worden.
Je moet dan in plaats van Volume de velocity waarden van de hihat noten veranderen,
of de hihat noten op een ander midikanaalnummer aansturen.
* Met dank aan MOPRO.nl
Donatie
Dit is een gratis site, die al sinds 2003 voortdurend wordt uitgebreid en geactualiseerd. Als jij ook wilt dat dat zo blijft, doe dan een donatie aan Popschool Maastricht >>
Bijgewerkt op: 14 November, 2024