Workshop muziek studeren en oefenen

Onderstaande is deels ontleend aan de workshop op de site van trompettist Loet van der Lee.

De muziekstudie is een studie voor het leven. Hoe meer je weet hoe minder je weet...

De teksten zoals die hieronder staan geschreven zijn basisgegevens over het technische- en mentale aspect van de muziekstudie en het muzikantschap.

 Het studeren

Hoe je nou eigenlijk het beste en met het hoogste rendement moet studeren is een veelbesproken onderwerp. Verschillende mensen hebben dan ook een eigen studiemethode geschreven, waarin meest al de eigen visie sterk naar voren komt. Het studeren is ook een persoonlijke aangelegenheid, maar het heeft weinig zin om keer op keer het wiel uit te vinden.

De enige manier om op een snelle wijze een goede en tegenwoordig noodzakelijke beheersing te krijgen over het instrument is het effectief studeren. Veel studenten besteden onnodig veel tijd, aandacht en energie aan het doorspelen van materiaal dat hij al beheerst. Het is natuurlijk ego-strelend om jezelf eens goed te horen spelen, maar natuurlijk leert het je niets nieuws. Het is een cliché, maar je moet studeren op die onderdelen die je nog niet beheerst. Deze stelling is in al zijn eenvoud een van de belangrijkste voor het opstellen van een goed studieplan.

Je moet leren jezelf te bekritiseren en te verbeteren. Het herkennen en erkennen van je eigen fouten is een grote stap op weg naar het meesterschap. Je moet je eigen leraar zijn. Een leraar kan tijdens het wekelijks uurtje (of halfuurtje) les de leerling slechts algemeenheden aanreiken waarmee de leerling zelf aan de slag moet. Om dit te kunnen bereiken moet de leerling zich goed kunnen concentreren. De omstandigheden moeten zodanig zijn dat er ook werkelijk sprake kan zijn van concentratie. Elimineer, indien nodig, storende elementen als telefoon, radio of televisie, vriendin e.d. Zoek naar een passende accommodatie waarvan de akoestiek enigszins geschikt is, een zgn. galmbak (gymzaal) beinvloedt de ontwikkeling van je geluid; en geluidsvoorstelling. Het verdient aanbeveling om voor het studeren, hetgeen je gaat studeren, eens goed op een rijtje te zette. Zet het desnoods op papier. Op die manier kun je je aandacht volledig aan de studie wijden en gaat er weinig energie en tijd verloren. Dit zgn. studieplan moet eigenlijk alle aspecten van het trompetspel behelzen. De verschillende aspecten moeten op een evenwichtige wijze in het schema worden ingepast. Hierbij moet gelet worden op de behoeftes van het individu, d.w.z. dat het gebied waarop ontwikkeling gewenst is ook meer tijd en aandacht krijgt.

Studeer nooit te lang achter elkaar en las voldoende pauzes in. Omdat veel ambitieuze leerlingen graag zo snel mogelijk goed willen leren spelen is dat een veel voorkomend probleem. Door teveel en te lang achter elkaar te studeren kunnen naast fysieke blessures ook mentale problemen ontstaan. Het is zaak om de geest fris te houden, anders kan door verwaarlozing en onachtzaamheid veel kapot gemaakt worden van wat je in de eerste uren zo zorgvuldig hebt opgebouwd. Onthoud altijd dat het studeren gebaseerd is op repetitie van materiaal. Als je van jezelf verlangt dat het in een keer goed gaat kan dat, als dat niet lukt, zeer negatieve gevoelens ten opzichte van jezelf veroorzaken en dat heeft absoluut gevolgen voor de volgende studiesessie. Een normaal mens kan zich meestal niet langer dan een uur a drie kwartier volledig concentreren op een onderwerp. Daarna is er vaak de natuurlijke behoefte om even weg te dromen of wat anders te doen. Daarom verdient het aanbeveling om een studieperiode (dag) op te delen in blokken van een uur of drie kwartier. Na zo'n studieblok moet je jezelf toestaan om een pauze te nemen. Het verhoogt de efficiency van het studeren.

Een student moet terdege beseffen dat hij zijn eigen leraar is. Eigenlijk is het de bedoeling dat je je keer op keer afvraagt wat je er zelf van vond en of je nog fouten hebt gemaakt. En zo ja, hoe je dat denkt op te kunnen lossen. Je moet vooral naar jezelf leren luisteren en je eigen problemen leren analyseren. Deze aanpak werkt bovendien de zelfwerkzaamheid in de hand en dat verhoogt op zijn beurt weer het rendement van de veelal toch al beperkte studie tijd. Een andere methode is het tijdens of voor de studie je verdiepen in het te bestuderen materiaal. Doe dit zonder het instrument. Het doorlezen van een partituur of soloschema kan bijzonder verhelderend werken. Wanneer je een bepaald muzikaal fragment niet direct onder de knie krijgt, kun je dit er het beste uitlichten en enkele malen herhalen. Als je van tevoren al weet wat het moeilijke punt zal zijn, is het een goed idee dit enkele malen te repeteren alvorens de hele etude (of zo) door te spelen. Je hakt op deze manier het muzikaal totaal in fragmenten en studeert deze afzonderlijk. Probeer hierbij wel goed te letten op het onderlinge verband en speel na de fragmenten altijd het totaal door.

Het kan voorkomen dat je, ondanks het keer op keer herhalen van een fragment, dit gewoon niet onder de knie krijgt. Vaak gaat dit gepaard met irritatie. Herhalen heeft dan weinig zin en kan zelfs averechts werken. Stop dan, neem een pauze en probeer daarna het fragment op een andere wijze te benaderen. Ze zeggen wel dat, wanneer je het fragment drie achtereenvolgende keren foutloos kan spelen, het dan in orde is. Een andere methode om een bepaald fragment goed onder controle te krijgen is die met de (eier-)wekker. Je stelt de wekker op vijf of tien minuten in je stort je gedurende deze periode volledig en geconcentreerd op het te bestuderen materiaal. Wanneer de aandacht verslapt of de verveling toeslaat, bedenk dan dat, als de wekker afloopt, je volledig verlost bent van de vervelende opdracht. Na afloop blijkt het meestal wel mee te vallen en kun je de wekker wellicht opnieuw instellen om een volgend probleem te lijf te gaan.

Belangrijk bij het studeren op een instrument is de houding t.o.v. jezelf en het te bestuderen materiaal. Veel mensen ervaren noodzakelijke oefeningen als saai en vervelend. Het is zaak om zowel in als buiten de oefenruimte een positieve kijk op de situatie te houden. Wanneer je van of tijdens het studeren een bedrukt of gefrustreerd gevoel krijgt, zal dat je mentaliteit t.o.v. je spel en studie negatief beinvloeden. Na je studie zul je met een negatief gevoel terugdenken aan de studiesessie en dat zal je ervan weerhouden opnieuw te beginnen. Middels enkele eenvoudige studieregels is het mogelijk dit proces om te keren en een systeem voor jezelf op te zetten waarmee je in relatief korte tijd veel meer kan leren. Bovendien leert het je hoe je kunt genieten van het spelen en hoe je kunt nagenieten van hetgeen je gespeeld hebt, wat natuurlijk zijn weerslag heeft op de volgende studiesessie. Het idee is jezelf iets ten doel te stellen wat niet te hoog gegrepen is en dat dan ook werkelijk uit te voeren. De tijd die je hieraan spendeert is van geen enkel belang. Wat wel van belang is, is dat je je aandacht gedurende de oefening gevestigd houdt op het te bestuderen materiaal. Als je klaar bent (en dat kan vijf minuten tot een half uur duren) dan is het de bedoeling dat je echt accepteert dat je de eenvoudige opdracht tot een goed eind hebt gebracht. Je kunt dan bijv. het instrument even wegleggen en jezelf a.h.w. belonen door even te luisteren naar wat goede opnames of een kop koffie te drinken. Neem niet teveel hooi op je vork; naarmate je discipline zich stabiliseert kun je de opdrachten uitbreiden qua tijdsduur en moeilijkheidsgraad. Nadat je jezelf "beloond" hebt kun je dan beginnen aan een andere, eenvoudige opdracht en dezelfde procedure toepassen. Het voornaamste doel is dat je leert ervaren dat het overkomen van relatief eenvoudige moeilijkheden en het bereiken van een door jezelf gesteld doel, een goed en posit ief gevoel geeft. Met deze positieve gevoelens is het makkelijker een nieuwe opdracht aan te vatten. Dit studiesysteem werkt voor iedereen, ongeacht het niveau. In het begin zal het moeizaam en vooral langzaam gaan, maar na verloop van tijd zal er een zgn sneeuwbaleffect ontstaan. Laat echter nooit het door jezelf gestelde doel te hoog gegrepen zijn, want dat kan, omdat je het eigenlijk niet aankunt, frustraties en negatieve gevoelens in de hand werken.

Naar boven


 De houding

Wanneer staande gespeeld wordt dan wordt in feite alle inspanning geleverd door het bovenlichaam van bekken tot kruin. Bij een veel voorkomende (normale) lichaamshouding wordt het gewicht van het bovenlichaam gedragen (gedeeltelijk) door het heupgebied of het bekken. Dat veroorzaakt een zekere spanning in dit heupgebied die ongewenst is. Dat kan door het lichaamsgewicht met de benen en voeten te dragen. Ideaal is ongeveer 3/4 van het lichaamsgewicht op de voorvoet en de rest op de benen. Dit is mogelijk wanneer je de knieen een beetje buigt. Wanneer je de knieen "op slot" zet, dan verplaatst de "draagspanning" zich naar de heupen. Voorts moet de leerling ook in het hoog-bovenlichaam vrijelijk kunnen ademen. Dit houdt in dat de rug recht moet zijn en de schouders recht en laag. Dus rechte, lage schouders, een rechte rug, 3/4 van het lichaamsgewicht op de voorvoet en de knieen licht gebogen. Een beginnende leerling verkrampt n.a.v. de vele aanwijzingen meestal in een dergelijke houding. Het is natuurlijk de bedoeling dat de houding ontspanning (voor het hele lichaam maar vooral het bovenlichaam) bewerkstelligt.

Hoe leer je iemand de correcte sta-houding ? Welnu, de meest voorkomende problemen zijn een gekantelde heup (staan met al het gewicht op de voet) en het op slot zetten van de knieen. Om dat af te leren moet je allereerst zorgen dat men op beide voeten gaat staan met een evenredige verdeling van het lichaamsgewicht op beide voeten. Daarna laat je hen het lichaamsgewicht verplaatsen van de hiel naar de voorvoet, daarbij moeten de knieen licht worden gebogen. Ziedaar het bovenlichaam kan zich nu ontspannen en is klaar voor de actie die plaatsvind wanneer er trompet gespeeld gaat worden.

Het aannemen van een goede houding kan in psychologisch opzicht sterk bijdragen aan de kwaliteit van het spel. Een actieve houding draagt bij aan de alertheid van de leerling en versterkt het betrokkenheidsgevoel met het gebezigde materiaal. Zittend spelen komt in feite op hetzelfde neer, alleen kun je nu niet het gewicht op de voorvoet plaatsen maar gedeeltelijk op de bovenbenen en het zitvlak. Je moet weer actief gaan zitten, een rechte rug, schouders recht en laag, ontspannen in het heupgebied en ...spelen maar. Natuurlijk zijn deze houdingen een ideaal. In de praktijk komen heel veel afwijkingen voor. Vele zeer goede instrumentalisten slingeren (in het heetst van de strijd) ongelofelijk heen en weer en dat kan voor een aanschouwende leerling nog wel eens tot misverstanden leiden. Een belangrijk element wordt hierbij over het hoofd gezien en dat is dat deze mensen op dat moment een concert geven. Bovendien hebben zij een behoorlijke ervaring en studietijd achter de rug en kunnen zij zich veroorloven om eventuele ingeslopen fouten te tolereren. Een leerling is, zoals de naam al zegt, in opleiding en moet dus aandachtig werken aan de basis en dat impliceert o.a. de houding. Elke leerling moet weten wat de correcte houding is; wat ze later met deze kennis zullen doen, dat moeten ze zelf weten.

Nog even dit over de houding tijdens het concerteren. Een gemiddelde practiserende instrumentalist staat voor het optreden twee uur op het podium en verder zit hij/zij die dag vier uur te studeren. Als iemand zich genoodzaakt ziet om zich in allerlei vreemde bochten te wringen op het podium is dat OK, als hij of zij maar tijdens het studeren de correcte houding aanneemt. Als een belangrijke pleitbezorger voor een correcte houding wil ik een gouden handregel aandragen die als volgt luidt: een actieve houding heeft een actief spel tot gevolg.

Naar boven


 Warming up

Het spelen op een instrument is een relatief gezien zware aangelegenheid, waarbij bepaalde spieren, net als bij een atleet, veel zware arbeid verrichten. Het is derhalve aan te raden alvorens hiermee aan te vangen een goede warming up te maken. We dienen dit geschreven woord letterlijk te nemen, d.w.z. we moeten de temperatuur van de spieren verhogen. Als je direct op je instrument gaat spelen loop je kans op blessures. Daarom is het goed om zonder je instrument te beginnen. Met name voor blazers en zangers is het altijd goed om eerst je ademsteun "wakker" te maken met behulp van wat ademhalingsoefeningen (zie hoofdstuk Ademhaling). Daarna moeten de juiste spieren verwarmd worden (vingers, lippen, benen, voeten).

Hierna kun je wat gaan spelen op het instrument zelf. Omdat alle muzikanten sterk van elkaar verschillen heeft iedereen een eigen combinatie van inspeeloefeningen. Let in elk geval op, dat je voldoende rust neemt, speel nooit te hard of te krampachtig en zorg dat er te allen tijde sprake is van een positieve (mentale) benadering van het te bestuderen materiaal.

Naar boven


 Ademhaling

Zonder ademhaling kan een mens niet leven. Adem is daarom een levend iets en staat dicht, heel dicht, bij de mens. Het geluid wat ontstaat bij gratie van de adem is ook levend en komt evenals de adem heel diep uit de mens die het produceert. Het leren omgaan met en het controleren van de adem is daarom zeker voor iemand die levende muziek ten gehore wil brengen van groot belang. De eigenlijke taak van het ademhalingsstelsel is het opnemen van zuurstof uit de ingeademde lucht. Deze zuurstof gaat dan via het bloed naar de lichaamsdelen en hierdoor wordt de verbranding mogelijk gemaakt. Bovendien is het haar taak het koolzuur af te voeren, want ontstaat bij de verbranding. De luchtweg bestaat uit de neusholte, de keelholte, het strottehoofd, de luchtpijp en haar vertakkingen, de longen en de longblaasjes. Bij het inademen wordt de borstkas wijder en stroomt de lucht de longen binnen. Een belangrijke inademingsspier is het middenrif, dat heet dan diafragma. Dit is een willekeurige spier die de buikholte van de borstholte scheidt. Door samentrekking plat het middenrif zich af en drukt de ribbenboog naar buiten, tegelijk perst het de buikingewanden naar beneden en naar buiten. De tussenribspieren houden de spanning tussen de ribben op peil, en zo wordt een negatieve druk gevormd en kan de lucht via de luchtweg toestromen. Bij het uitademen verslappen alle bovengenoemde spieren. Het middenrif herkrijgt zijn bolvorm en de borstkas zakt onder invloed van de zwaartekracht omlaag en drukt de longen leeg. Bij de gewone oppervlakkige ademhaling wordt een halve liter lucht ingeademd en bij een zo diep mogelijke ademhaling kan men 1,6 tot 2 liter meer inademen.

Een blazer of zanger moet leren gebruik te maken van de totale longcapaciteit. Welnu, de longen en de borstkas zijn onder veel groter dan boven. Bovendien zijn er de zgn. zwevende ribben onderaan de ribbenkast. Deze zijn vrij om te bewegen. Als je diep en laag inademt wordt de borstkas wijder en plat het middenrif af. Hierdoor kunnen de longen zich naar beneden toe vergroten. Bovendien bewegen de zwevende ribben zich naar buiten toe en kunnen de longen zich naar buiten toe vergroten. Men noemt dit wel de lage ademhaling.

Om goed laag in te kunnen ademen moeten de buikspieren ontspannen zijn. Wanneer het onderste gedeelte van de longen optimaal gevuld is, kan het bovenste gedeelte zich vullen. Hierbij zet de borstkas verder uit waardoor de ribspieren op spanning gebracht worden. Ze noemen dit ook wel de hoge ademhaling. Bij het uitademen is het van groot belang dat er zogezegd "druk op de ketel" komt te staan. Dit doen we d.m.v. de buikspieren, het middenrif, de ribspieren en de zwaartekracht.Als de longen volledig gevuld zijn begint altijd direct het uitademen. Wanneer je de buikspieren aanspant oefenen deze druk uit op de buikingewanden, dan oefenen deze druk uit op het middenrif (willekeurige spier) en deze op hun beurt op de longen. Hierdoor komt de lucht met snelheid uit de longen. Bij een meer of mindere buikspierdruk is er dus ook meer of minder snelheid van de lucht. Controle dus. De ademhaling van een blazer of zanger is in feit een natuurlijke; het enige onnatuurlijke aspect is de maximale luchtinstroom en het controleren en beheersen van de uitgaande luchtstroom middels de buikspieren en het middenrif. Het is de bedoeling dat het hele proces van in- en uitademen zonder onderbrekingen gebeurt, dus ontspannen, laag inademen, hoog inademen, aanspannen en spelen maar. Bij de lage inademing moeten de schouders in principe laag blijven. Het is wel mogelijk om ze een beetje te heffen, maar zodra het uitademen begint moeten ze weer in hun oude positie teruggevallen zijn. Om een goede controle te krijgen over het geluid moet de luchtstroom constant zijn. Je zou het kunnen vergelijken met een tuinslang (luchtpijp) die aangesloten is op een opengedraaide kraan (luchtstroom vanuit het middenrif). Het water komt er in een constante stroom uit (goede toon en controle). Wanneer er een knik in de slang komt (onnodig aanspannen of verkrampen van spieren) zal het water er hortend en stotend uitkomen (slechte toon, geen controle). Het is derhalve absoluut van belang dat een trompettist recht zit of staat. Hierdoor is het lichaam en zijn de spieren in staat te ontspannen en in te spannen op een gelijkmatige, evenredige wijze en zal de luchtstroom ongehinderd en constant kunnen verlopen.

Hoe leer je correct ademhalen ?

Een probleem bij het aanleren van een lage ademhaling is dat het in het begin als onnatuurlijk ervaren wordt en dat terwijl iedereen als pasgeboren kind en in zijn slaap onbewust laag adem haalt. Allereerst is het leren ontspannen van groot belang. Alleen als je ontspant kan de buik- en borststreek uitzetten en kan er dientengevolge spanning gemaakt worden. Een goede methode om iemand het diep-ademhalen te laten ervaren c.q. voelen is de zgn. ademnood-methode.

Je laat een persoon met de hand op de onderbuik rustig en geleidelijk uitademen totdat hij geen lucht meer overheeft. Er ontstaat dan een soort vacuüm. Dan laat je hem in één keer inademen. De longen stromen vol en je voelt het uitzetten van de onderbuik. Het geheim is dat de buik nu uitzet als een natuurlijk gevolg van het inademen. Ook is het mogelijk om de leerling te laten voelen aan de eigen buik terwijl je langzaam inademt, aanspant en een toon speelt. Hij zal ervaren dat de onderbuik eerst relatief ontspannen is, daarna opzet en vervolgens aanspant. De buik zal tijdens het spelen van de toon op zijn plaats blijven en dus niet naar binnen krimpen. Wanneer hij nu zelf een toon gaat spelen moet hij bij zichzelf voelen hoe het bij hem te werk gaat en daar zijn conclusies uit trekken.

Een andere goede oefening is om te gaan zitten op een stoel, de knieën naast elkaar, en vervolgens vooroverbuigen en je voeten vastpakken. Dan ontspannen en inademen zonder de schouders te heffen. Je voelt hierbij duidelijk (indien ontspannen) de buikstreek uitzetten. Het is immers onmogelijk in deze positie hoog adem te halen. Deze oefening zou je enige malen moeten herhalen.

Een probleem bij het laag ademhalen is vaak de gespannenheid van de buikspieren door bijv. nervositeit. Als dit het geval is kan je de leerling zijn buik zonder lucht in te nemen enkele malen laten aanspannen en ontspannen. Hierdoor ervaart hij bewust hoe de ontspanning aanvoelt en zal hij dit kunnen toepassen bij het laag ademhalen. Een gouden regel bij het zingen of het bespelen van een instrument is dat tegenover elke inspanning ontspanning hoort te staan en dit geldt absoluut ook voor de ademhaling.

De oefeningen van James Stamp (Warm Ups) zijn erg goed voor het opwekken van een laag adem "gevoel", te weten (metronoom 60) geleidelijk inademen gedurende 8 tellen, dan 8 tellen vasthouden en geleidelijk uitademen in 8 tellen, weer 8 tellen vasthouden en dan weer geleidelijk gedurende 8 tellen inademen. Dit proces herhaal je vier maal. Een variatie hier op is 8 tellen inademen, 8 tellen vasthouden en dan uitblazen in één tel (je voelt het samentrekken van de buik), daarna 8 tellen vasthouden en weer opnieuw beginnen. Dit kun je ook vier keer herhalen.

Wanneer je het lichaam ontspant, rustig inademt en dan plotseling en hard de bekende Indianenkreet HOW uitroept voel je het samentrekken van de buikspieren. Onthoud het gevoel.

Om het nut (de functie) van de ademstem te ervaren zou je een toon kunnen zingen met aangespannen buikspieren (veel lucht nemen) en dan de spanning laten gaan. Let op hoe de kwaliteit van de toon verandert.

De yoga-ademhalingsmethode bestaat uit vier stappen. Het lichaam moet ontspannen zijn. Je moet goed recht staan. Let hierbij op dat je het bekken niet kantelt. Tweederde van het lichaamsgewicht moet gedragen worden door de voorvoeten (niet de hielen) en de benen.

  1. Laag inademen van ongeveer 5% van je totale luchtinname. Hierbij plat het middenrif af en de borststreek blijft in zijn gewone positie, maar de buik zet iets uit.
  2. Neem weer ongeveer 5% van de totale luchtinname en laat je de buik terugkeren (horizontale beweging) naar de normale positie. Het middenrif plat nog meer af en de borststreek blijft in zijn gewone positie.
  3. Neem zoveel lucht in als er maar bij kan (90%). Daarbij til je de borstkas en schouders omhoog en je trekt de buik in een horizontale beweging in. Het middenrif komt strak te staan.
  4. Laten zakken van de borstkas en schouders (onder invloed van zwaartekracht) en deze zoveel mogelijk ontspannen. Je laat de buik terugkeren naar zijn normale positie en spant de buikspieren aan.

Let op, deze ademhalingsmethode dient in een vloeiende gelijkmatige wijze te gebeuren.

Naar boven


 De muziektheorie

Een leerling moet, zoals bekend, indien een werkelijke ontwikkeling gewenst is, kennis hebben van de muziektheorie. De opbouw van deze kennis zou in feite parallel moeten lopen aan de ontwikkeling op het hoofdvakinstrument, en uiteindelijk al de terzake doende theorie moeten behelzen. Als zang- of instrumentale leraar ben je echter voornamelijk voor het werkelijke spelen/zingen verant woordelijk, voor diepgaande theoretische studies zijn er speciale cursussen en boeken beschikbaar. De theoretische uiteenzetting zal zich dan ook voornamelijk tot de basisgegevens beperken. Wat hier precies onder valt zou ik in het nu volgende onderdeel uiteen willen zetten.

Allereerst is er de algemene kennis die qua onderwijzen in feite samen zou moeten vallen met het aanleren en leren beheersen van muzieknotatie (notenschrift, tabulatuur, akkoordsymbolen ed.). Hieronder vallen alle zaken die je zoal tegenkomt bij het bestuderen van de genoteerde muziek. Dit houd ondermeer in: de kennis van het (diatonische) notenstelsel, de hulplijnen, de notenbalk, de verschillende sleutels, de vorm en tijdsduur van de noten, de waarde en notatie van rusten, de maatsoorten (binair en ternair) en de waarde strepen. Maar ook de tempo en karakter termen, de dynamische tekens, herhaling tekens, de verschillende articulatie vormen en hun notatiewijze, de voortekens en herstellingstekens, en natuurlijk de toonladders (in het begin maj., min., en chrom.) en hun drieklanken (kwintencirkel). Dan zijn er nog de intervallen, de antimetrische figuren, de versieringen en eventueel een eerste begin met de kunst van het transponeren. Al deze basis kennis moet in de eerste (beginners) studiefase het liefst spelenderwijs en parallel aan de uitvoering lessen worden bijgebracht.

Datzelfde geld eigenlijk ook voor de melodieleer. De melodieleer impliceert in feite dat een leerling zich bewust wordt van de spanningsopbouw van een melodie. Deze melodie is meestal onder te verdelen (voor en nazin , vraag en antwoord) en moet toch als een geheel beschouwd worden. De leerling moet leren inzien dat de melodie niet gewoon een reeks noten achter elkaar is, maar een levende muzikale lijn, die een gepassioneerde en emotionele benadering vereist. Daartoe kan ik als leraar de leerling uitdagen een melodische analyse van een stuk te maken, d.w.z. onderverdelen in frases, het hoogtepunt en dieptepunt van de melodie opzoeken (tension en release), dynamisch experimenteren, de voor en nazinnen opzoeken en eventuele meningsverschillen hierover bespreken.

Voor elke muziekstudent maar zeker voor die die denkt te gaan soleren is de akkoordenleer van een groot belang. De akkoordenleer impliceert in het kort de opbouw van de akkoorden in relatie met een toonladder en en zijn onderlinge afstanden. Om deze onderlinge afstanden te kunnen benoemen is een degelijke kennis van de intervallen onontbeerlijk, daaruit voort komen de drieklanken, de leerling moet deze kunnen benoemen en door kunnen zingen. De terts en de kwint zijn in feite bepalend voor de drieklank, hiermee geef je dat ook duidelijk de relatie van de drieklank en de toonladder aan. De drieklanken moeten ook in hun omkeringen behandeld worden. Wanneer er voldoende kennis is van de drieklank kan je die uitbreidden naar vierklanken. Daarbij horen ook de symbolen zoals wij die kennen voor vierklanken, en natuurlijk in een later stadium hun eventuele uitbreidingen of toevoegingen. De harmonieleer behelst in feite de akkoorden reeksen (cadensen) binnen een bepaalde toonsoort of toonladder. Voor een degelijke kennis moet de leerling dus allereerst zijn toonladders kennen en de onderlinge afstanden binnen de toonladder, daaruit voort komt dan weer de intervalstudie. Deze intervallen vormen bij stapeling de akkoorden.

Nu moet de leerling weten welke akkoorden er voorkomen op de verschillende trappen van een toonladder en deze kunnen benoemen. Nu kan je de belangrijkste cadensen analyseren en leren spelen op je instrument. Hierbij is het van belang dat de leerling leert om terug te redeneren, bijna alle ingewikkelde akkoordprogressies zijn terug te redeneren tot een eenvoudige cadens binnen een toonladder of toonsoort. Uiteraard behoort ook de geschiedenis van de muziek tot de basiskennis. Het bestuderen van de verschillende stijlen uit verschillende periodes en genres, componisten, samenstelling van orkesten, fanfares, combo's, en andere ensemblevormen. Deze kennis hoeft niet gedrild te worden maar dient voornamelijk om de algemene interesse in de muziek levend te houden.

Naar boven

Donatie

Dit is een gratis site, die al sinds 2003 voortdurend wordt uitgebreid en geactualiseerd. Als jij ook wilt dat dat zo blijft, doe dan een donatie aan Popschool Maastricht >>

Bijgewerkt op: 14 November, 2024